Geen artikelen gevonden, probeer een ander zoekwoord
Processing your document

Jaarverslag 2018

Archief

In de kijker:

Duaal leren

Jaarverslag Constructiv | 2018

Federaal

1. Inleiding

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid over het industrieel leerwezen op 1 juli 2014 volledig overgedragen naar de gemeenschappen. Elke gemeenschap heeft dus de volledige bevoegdheid gekregen voor de wetgeving, de toepassing, de controle en de financiering van het industrieel leerwezen. De Franse Gemeenschap heeft deze bevoegdheid echter overgedragen aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie (Cocof).

Er zijn dus vier bevoegde entiteiten voor het industrieel leerwezen: de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest en Cocof. Sinds 1 september 2016 zijn deze entiteiten bevoegd voor de industriële leerovereenkomsten (ILW's).

Welk systeem van toepassing is, wordt bepaald door de bevoegde entiteit waarvan de instelling voor alternerende opleidingen van de jongere afhangt. Dit is dus onafhankelijk van de vestigingsplaats van het bedrijf of de verblijfplaats van de jongere.
De doelstelling is de kwaliteit van de leertrajecten te verhogen, het aantal leerlingen te doen stijgen en de duurzame doorstroming naar de bouwsector te verbeteren.
De bouwsector is van mening dat een bouwberoep het best aangeleerd kan worden door tijdens de opleiding voldoende ervaring op te doen in een bouwbedrijf. Daarom is duaal leren een ideale leerweg om elk bouwberoep aan te leren. De leerlingen verwerven kennis en vaardigheden door de school af te wisselen met de bouwplaats. Een mentor begeleidt de leerling intensief en neemt op de leerwerkplek de plaats van de leerkracht in. Op het einde van het traject krijgt de leerling de nodige leerbewijzen en staat hij dankzij de opgedane ervaringen sterk op de arbeidsmarkt.

De sociale partners van de bouwsector zijn ervan overtuigd dat dit dé leerweg van de toekomst is en hebben daarom samen met Constructiv een sectoraal kader ontwikkeld dat zowel de leerlingen als de scholen en de ondernemingen ondersteunt. De doelstelling is de kwaliteit van de leertrajecten te verhogen, het aantal leerlingen te doen stijgen en de duurzame doorstroming naar de bouwsector te verbeteren.
Alternerend leren heeft voordelen
voor alle betrokken partijen

2. Waarom duaal leren?

Duaal leren heeft voordelen voor alle betrokken partijen. We sommen ze graag op:

  • De leerling werkt aan competentieontwikkeling, vormt een sterke persoonlijkheid, doet concrete werkervaring op en staat sterker op de arbeidsmarkt. Het principe van levenslang leren heeft de leerling al onder de knie.
  • Voor de ondernemingen is duaal leren de manier bij uitstek om gegeerde competenties en talenten van toekomstige medewerkers te ontwikkelen en te versterken. Het systeem laat ondernemingen toe flexibeler in te spelen op veranderende competenties op de snel evoluerende arbeidsmarkt.
  • Het onderwijs kan werkplekleren sterk integreren in de arbeidsmarktgerichte studierichtingen en streven naar een opwaardering van het huidige stelsel leren en werken en andere vormen van beroepsgericht onderwijs.

Kwaliteitsvol duaal leren biedt echter ook voordelen voor de samenleving in zijn geheel. Een betere afstemming tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt en het stimuleren van jongeren om voor een knelpuntberoep te kiezen, komen de arbeidsmarkt ten goede.
Redenen genoeg dus voor leerlingen, ouders, scholen en ondernemingen om in te stappen in een duaal traject. Constructiv promoot de keuze voor duaal leren en zijn adviseurs voorzien de verschillende partijen van de juiste informatie, zodat zij de juiste beslissing kunnen nemen.

3. Doelstellingen

De sociale partners hebben in 2018 de duidelijke keuze gemaakt om als sector duaal leren te ondersteunen. Samen met Constructiv werd een kader uitgewerkt, extra ondersteuning voorzien en werden volgende ambities uitgesproken:

  • stijging van de doorstroming naar een job in de sector;
  • stijging van het aantal jongeren in het stelsel duaal leren;
  • een daling van het aantal jongeren dat de opleiding vroegtijdig stopzet (afhakers).

Deze doelstellingen kunnen enkel gehaald worden als Constructiv zich dagelijks inzet om duaal leren op alle fora uit te dragen, alle betrokken partijen te informeren en leerlingen, scholen en ondernemingen op het werkveld met concrete maatregelen te ondersteunen.

4. Ondersteuning vanuit de sector

Omdat de sector sterk in dit systeem gelooft, wordt er ook sterk in geïnvesteerd. Zo wil de bouwsector leerlingen belonen die een bouwopleiding volgen via leren en werken en leerlingen stimuleren om dit traject te blijven volgen en nadien als arbeider in de bouwsector te stappen. Ondernemingen worden gestimuleerd om een leerling op te leiden en nadien aan te werven. Met de scholen zetten we partnerschappen op om het gehele verhaal te versterken.

leerlingen

Om leerlingen te belonen die een bouwopleiding volgen, hebben de sociale partners premies voorzien. In 2019 zal Constructiv deze premies voor het eerst uitbetalen: honderden leerlingen zullen dan hun eerste premie van € 200 ontvangen. Wanneer zij ook het jaar nadien nog in hun traject zitten, ontvangen ze een bijkomende premie van € 300. In totaal kan een leerling die het gehele traject doorloopt en instroomt als arbeider, € 1.500 aan premies ontvangen!

Groeiend premiesysteem 

Constructiv zal premies uitbetalen aan leerlingen die hun opleidingsjaar succesvol afronden en via een leerovereenkomst verbonden zijn met een bouwonderneming.

Elk jaar heeft de leerling recht op een premie: het eerste jaar ontvangt de leerling € 200 en na het tweede jaar € 300.

Wanneer de leerling via een BouwIngroeiBaan - BIB (zie het blauwe kadertje hieronder) instroomt in de sector, ontvangt hij € 500, en wanneer hij na een half jaar nog steeds actief is als bouwvakarbeider, ontvangt hij een laatste premie van € 500.

















Leerlingen worden niet enkel op financieel vlak ondersteund, ook inhoudelijk staat Constructiv voor hen klaar. Constructiv-adviseurs geven infosessies over werken in de bouwsector. Zo worden leerlingen geïnformeerd over hun tewerkstellingskansen in de bouwsector, de verschillende organisaties waarmee ze in contact kunnen komen (zoals Constructiv, de vakbonden, RVA, …) en de administratieve documenten waarmee bouwvakarbeiders vaak geconfronteerd worden.

Ook na de duaale opleiding staat Constructiv klaar voor de jongeren. Een overgang naar de arbeidsmarkt is immers belangrijk. De BouwIngroeiBaan (zie het blauwe kadertje hieronder) is een interessante manier voor ondernemingen om jongeren aan te werven. Als de leerling niet bij zijn leerwerkplek terechtkan, neemt Constructiv de jongere op in toeleidingsacties.
BouwIngroeiBaan is een interessante manier voor ondernemingen om jongeren aan te werven.

De BouwIngroeiBaan (BIB)

De BouwIngroeiBaan voorziet een premie van € 1.000 voor bouwondernemingen die een schoolverlater van minder dan 27 jaar die nog geen jaar ervaring heeft als arbeider in de sector, aanwerven met een contract van onbepaalde duur. De onderneming ondersteunt deze schoolverlater door een hiervoor opgeleide mentor aan te duiden en een aanvullend opleidingstraject uit te stippelen. De onderneming maakt pas aanspraak op de premie nadat een functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden.

Ondernemingen

Bouwondernemingen zijn een fundamentele schakel in het opleidingstraject van leerlingen en de verantwoordelijkheid die de onderneming en de mentor hierin dragen, is groot. Daarom zet Constructiv zich sterk in om ondernemingen in de verschillende fases van het traject te ondersteunen en hen de nodige uitleg te verschaffen bij alle mogelijke vormen van werkplekleren.

Ondernemingen krijgen dikwijls vanuit allerlei hoeken (onderwijs, opleidingspartners, Constructiv, …) de vraag om op te treden als leerwerkplek. Hierbij gaat het echter niet alleen over duaal leren, maar ook over andere vormen van werkplekleren, zoals een individuele beroepsopleiding in een onderneming (IBO) voor werkzoekenden of een bedrijfsinterne opleiding (BIO) voor werknemers. 

De Constructiv-adviseurs proberen hierin klaarheid te scheppen en de ondernemingen toe te leiden naar de vorm van werkplekleren die het best aan hun noden en verwachtingen beantwoordt. De taak van onze adviseurs is daarbij:

  • Het stelsel promoten om een nijpend personeelstekort op te vangen: een van de grootste motivaties voor een onderneming om zelf een leerling op te leiden, is de moeilijkheid om gekwalificeerd en gemotiveerd personeel te vinden. Via duaal leren hopen de ondernemingen jongeren aan zich te binden en op middellange termijn op te leiden tot competente en loyale medewerkers. De Constructiv-adviseur kan de onderneming in contact brengen met een school of opleidingscentrum.

  • Advies bieden tijdens de afweging om op te treden als leerwerkplek: de regionale Constructiv-adviseurs staan paraat om de onderneming te voorzien van de nodige informatie en eventuele drempels weg te werken (zoals de zoektocht naar een geschikte mentor).

  • De weg wijzen tijdens de erkenningsaanvraag: vooraleer de onderneming een leerling kan opleiden, is een erkenning als leerwerkplek nodig. Deze erkenningsprocedure is echter niet voor elke onderneming even duidelijk en bijkomende ondersteuning door Constructiv kan helpen. Constructiv speelt een actieve rol bij de erkenning van bedrijven uit de sector die een jongere onthalen in een duaal traject. Dankzij de acties van de Constructiv-adviseurs in dit kader kunnen desgevallend acties bepaald worden die samen met het bedrijf ondernomen moeten worden inzake welzijn, opleiding of duurzame toeleiding.

  • Een gemotiveerde leerling vinden. Constructiv komt soms tussen op vraag van de school of onderneming, zodat de beide partijen elkaar vinden.

  • Het onthaal optimaliseren tijdens de eerste periode: wanneer de matching is gelukt, zijn de eerste dagen cruciaal om de verdere samenwerking te laten slagen. De kans op succes is heel wat groter als de zaakvoerder en mentor een goed zicht hebben op de elementen die belangrijk zijn bij het onthaal van de leerling. Een goed onthaalbeleid is een sterke troef en de Constructiv-adviseurs kunnen een onderneming hierbij helpen.

  • Tijdens het traject de mentor opleiden: in Vlaanderen en in Nederlandstalig Brussel is een mentor verplicht om de mentoropleiding te volgen (tenzij hij een pedagogisch attest kan voorleggen) en ook in Wallonië wordt deze opleiding gestimuleerd. De sectorale mentoropleiding duurt één dag en geeft de mentor handvaten om een leerling te coachen. Deze opleiding versterkt de banden tussen het onderwijs en de bedrijfswereld omdat men samen een dag doorbrengt met hetzelfde doel voor ogen: de leerling zo goed mogelijk ondersteunen.

  • Tijdens het traject de nadruk leggen op veiligheid en welzijn: een leerling kan gezien zijn jonge leeftijd en gebrek aan ervaring een extra risico op de bouwplaats vormen. De welzijnsadviseurs doen werf- en bureelbezoeken om ondernemingen te helpen om deze risico’s tot een minimum te beperken.

  • Tijdens het traject externe opleidingen voorzien: als de leerling niet alle aan te leren competenties van het beroep aangeboden krijgt op de leerwerkplek, heeft hij de mogelijkheid om een werknemersopleiding te volgen. Constructiv komt tussen in de opleidingskost ten voordele van de werkgever.

  • Op momenten dat het moeilijker gaat, kan Constructiv als tussenpersoon optreden. Als er bijvoorbeeld onenigheid is tussen de school en de onderneming, kan Constructiv neutraal tussenkomen en de situatie ontmijnen.

  • Op het einde van het traject de transitie naar de arbeidsmarkt maximaliseren: wanneer een duaal leertraject op zijn einde loopt, zet Constructiv sterk in op de doorstroming van de leerling naar de arbeidsmarkt als bouwvakarbeider. De BouwIngroeiBaan (zie het blauwe kadertje hierboven) is hiervoor het ideale instrument. Als de jongere niet terechtkan bij zijn leerwerkplek, kan Constructiv samen met de leerling op zoek gaan naar een andere onderneming.

Scholen

De derde partij die Constructiv ondersteunt, is de school (of het opleidingscentrum). De samenwerking en onderlinge steun tussen de bouwsector en het onderwijs is belangrijk om het traject dat de leerling met de onderneming doorloopt, te versterken.

Een goede samenwerking met een school ontstaat niet van vandaag op morgen. Hiervoor moet een vertrouwensband opgebouwd worden tussen de betrokken partijen en moet het duidelijk zijn wat men voor elkaar kan betekenen. 

Deze samenwerking wordt concreet wanneer Constructiv aanwezig is op informatiesessies voor ondernemingen die geïnteresseerd zijn in duaal leren, wanneer adviseurs met promotiemateriaal aanwezig zijn op de opendeurdag van een school, wanneer een school hulp nodig heeft bij het zoeken naar een geschikte leerwerkplek voor een bepaalde opleiding en daarvoor een beroep doet op Constructiv om zijn netwerk aan te spreken en wanneer leerlingen zowel inhoudelijke als praktische externe opleidingen volgen of hun VCA-examen afleggen via Constructiv.

Het opleidingsveld en de bouwsector hebben elkaar nodig om van duaal leren een succes te maken. We werken samen aan projecten, richten lerende netwerken op, zitten samen om evaluatietools uit te werken en nodigen elkaar uit op infomomenten. Door deze sterke band kan duaal leren uitgroeien tot zijn volle potentieel.

We zijn ervan overtuigd dat duaal leren enkel kan slagen als scholen voldoende middelen hebben om hun duale leerlingen van nabij op te volgen. Om dit te kunnen doen, moeten de Constructiv-adviseurs regelmatig plaatsbezoeken op de leerwerkplek kunnen uitvoeren. Dankzij specifieke projecten werd dit mogelijk gemaakt en hebben we succesverhalen zien ontstaan. Ook scholen voor voltijds onderwijs en BuSO kunnen gebaat zijn bij deze sectorale ondersteuning.
We werken samen aan projecten, richten lerende netwerken op, zitten samen om evaluatietools uit te werken en nodigen elkaar uit op infomomenten.

Ondersteuning van start tot finish 

Het sectoraal referentiekader voor duaal leren, dat uitgewerkt werd door de sociale partners en Constructiv, ondersteunt de verschillende partijen in alle stadia van de opleiding.
  • Voorafgaand: zowel leerlingen als ondernemingen worden geïnformeerd en gestimuleerd. Partnerschappen met scholen worden opgezet en onderhouden.
  • Tijdens het traject worden ondernemingen ondersteund bij het onthaal van leerlingen en op het vlak van welzijn en veiligheid. De leerlingen ontvangen premies om hun loyaliteit aan de sector te belonen. Samen met de school bekijken we welke externe opleidingen leerlingen kunnen helpen om alle nodige competenties op te bouwen.
  • Op het einde van het traject zet Constructiv in op de doorstroming van leerlingen naar de arbeidsmarkt. De BouwIngroeiBaan geeft werkgevers de stimulans om leerlingen verder te ondersteunen. Als een leerling niet bij zijn leerwerkplek terechtkan, zoekt Constructiv in zijn netwerk naar een andere werkgever.

Beleidsondersteunend werk

Naast concrete praktische ondersteuning aan leerlingen, scholen en ondernemingen, is ook beleidsondersteunend werk nodig om duaal leren te ondersteunen. Het is een expliciete vraag van de sociale partners om sterk te wegen op de inhoudelijke ontwikkelingen van de leertrajecten.

Daarom worden beleidsbeslissingen op de voet gevolgd en worden proactief voorbereidingen getroffen om de veldwerking zo kwaliteitsvol en efficiënt mogelijk te laten verlopen. Op federaal en gewestelijk niveau worden relevante partnerschappen opgericht en zit Constructiv samen met het onderwijs om de inhoud van de trajecten uit te werken en structuren te ontwikkelen om werknemers- en leerlingenopleidingen te voorzien.

Omvang duaal leren

Aantal leerlingen in traject duaal leren in  2018
Wallonië: 4.650
Vlaanderen: 1.275
Brussel: 275
Totaal: 6200

Duaal leren als aanzet tot levenslang leren 

Arbeidsmarktspecialisten wijzen er steeds meer op dat de werknemers van de nabije toekomst continu zullen moeten blijven leren. De omgevingscontext verandert snel en in een sterk concurrentiële bedrijfswereld is stilstaan geen optie. Nieuwe wetgeving, technieken en materialen volgen elkaar snel op. Werknemers die snel mee zijn met deze veranderingen, staan sterk op de arbeidsmarkt. 

Een leerling in een duale opleiding combineert lessen op school met een opleiding op de werkvloer, eventueel aangevuld met externe opleidingen. De leerling verwerkt theoretische informatie in de praktijk en koppelt terug met de begeleider op school of met zijn mentor in de onderneming. Deze vaardigheden zijn zeer waardevol binnen het levenslang leren.

Na het duaal traject kan de onderneming met de jongere een BouwIngroeiBaan (zie inzet) afsluiten. Ook hier wordt een mentor voorzien en wordt een opleidingstraject vastgelegd tussen de partijen. 

De jonge arbeider die een beroep heeft aangeleerd via duaal leren, zal ook als arbeider geconfronteerd worden met talloze leermogelijkheden. Zowel binnen de onderneming (via bedrijfsinterne opleidingen) als buiten de onderneming (via externe werknemersopleidingen) kan de arbeider op een formele manier de vinger aan de pols houden. De vaardigheden om verschillende inhouden te koppelen, zoals hij geleerd heeft tijdens het duaal leren, komen de arbeider dan goed van pas.
Na het duaal traject kan de onderneming met de jongere een BouwIngroeiBaan afsluiten

5. Vlaanderen

In het federale luik wordt consequent de term ‘duaal leren’ gebruikt. Toch moet men met deze term omzichtig omspringen wanneer men spreekt over het Vlaamse onderwijslandschap. Duaal leren in Vlaanderen is een opwaardering van het stelsel alternerend leren dat reeds decennia bestaat. Onze regionale adviseurs ondersteunen de bouwondernemingen om te weten wat er in Vlaanderen precies bedoeld wordt met duaal leren en welke leerwegen er bestaan. 

Toch kan het traditionele leren en werken – zoals we het leren bij CLW’s en Syntra verder zullen noemen – niet gelijkgesteld worden met duaal leren. De verschillen lijken subtiel, maar zitten vooral in het beleid (overheid, onderwijs en sectoren) om de kwaliteit van het alternerend leren op te krikken.

De grootste verschillen zijn:
  • Er wordt geleerd op de werkplek, minder op school.
  • De inhoud van het leertraject wordt samen met de sector bepaald.
  • Duaal leren is ook van toepassing in het voltijds onderwijs.
  • De toelatingsvoorwaarden en de doelgroep zijn anders.

Leren op de leerwerkplek
Bij duaal leren is de leerling evenveel tijd aanwezig op de leerwerkplek als bij traditioneel deeltijds onderwijs, maar de tijdsinvulling verschilt. Bij traditioneel deeltijds onderwijs gaat het eerder om het oefenen van aangeleerde competenties, terwijl de leerling bij duaal leren competenties aanleert op de leerwerkplek. Dit is een wezenlijk verschil.

De leerwerkplek draagt mee de verantwoordelijkheid voor het opleiden van de leerling. De school draagt uiteraard de eindverantwoordelijkheid en volgt naast het leerproces binnen de schoolmuren ook het leerproces binnen de leerwerkplek op. Bij duaal leren is bovendien een belangrijke taak weggelegd voor de mentor. Dat is de persoon die de leerling op de leerwerkplek opleidt en daarom wordt er zeer sterk ingezet op de mentoropleiding. Deze opleiding moet er immers voor zorgen dat de mentor goed voorbereid is om deze taak op zich te nemen.

Inhoud leertraject samen met de sector
Bij duaal leren volgen leerlingen een standaardtraject: een opsomming van de algemene kennis die iedere leerling moet leren, de vaardigheden, competenties en attitudes. Dit standaardtraject is per definitie gebaseerd op de beroepskwalificaties die opgesteld werden door de sector en wordt samen met de onderwijspartners, de overheid en de betrokken sector opgesteld. Hierdoor wordt gegarandeerd dat alle partijen die later in het proces in aanraking komen met het leertraject van de leerlingen, akkoord zijn met de inhoud van de opleiding. Deze afstemming was er niet bij de opmaak van de leerinhouden van het traditioneel deeltijds onderwijs.

Duaal leren in het voltijds onderwijs
Alternerend leren was voordien enkel aanwezig in de Centra voor Leren en Werken en de Syntra-centra. Met duaal leren wordt de doelgroep verbreed met leerlingen die een beroepsgerichte opleiding volgen in het voltijds onderwijs. Ook deze leerlingen kunnen nu hun opleiding vervolmaken door leren op school en in de onderneming te combineren.

Toelatingsvoorwaarden en doelgroep
Momenteel zijn er enkel duale trajecten in de derde graad van het secundair onderwijs en één traject voor opleidingsvorm 3 in het BuSO. De derdegraadsopleidingen kunnen zowel twee jaren omvatten als één jaar – de specialisatiejaren. Dit betekent dat een leerling het getuigschrift van de tweede graad behaald moet hebben, wat geen vanzelfsprekendheid is voor de huidige doelgroep van het traditioneel deeltijds onderwijs.

Door duaal leren in de derde graad te situeren en er een sterk standaardtraject aan te koppelen, komt het niveau hoger te liggen: zeer geschikt voor arbeidsmarktrijpe leerlingen in het voltijds onderwijs en de ‘sterkere’ leerlingen in het deeltijds onderwijs. Maar dit maakt tegelijkertijd dat deze leerweg niet altijd even toegankelijk is voor de reeds bestaande doelgroep van alternerend leren.

Bij de Centra voor Leren en Werken en de Syntra-centra bestond de vrees dat hun doelgroep hierdoor uit de boot zou vallen. Om dit te voorkomen, zal er in de komende jaren gewerkt worden aan specifieke trajecten om leerlingen toe te leiden naar duaal leren.

Kwaliteit
Zowel het beleid als de sectoren en de talrijke onderwijspartners beschouwen duaal leren als een zeer waardevolle leerweg voor beroepsgerichte opleidingen. De bovenstaande opsomming van de verschillen tussen het traditioneel deeltijds onderwijs en het duaal leren toont de intentie om de kwaliteit van het alternerend leren te verhogen en de doelgroep te verbreden. 

Extra ondersteuning in Vlaanderen
Voor projecten die zijn algemene werking kunnen ondersteunen, doet Constructiv een beroep op subsidies. De oproep van ESF Vlaanderen rond duaal leren bood een opportuniteit: deze oproep voorziet in projecten die leerlingen in duale leertrajecten ondersteunen. Constructiv neemt hier de rol op van trekker, facilitator en doorgeefluik. Als trekker heeft Constructiv een projectvoorstel ingediend in lijn met de sectorale visie: niet in de plaats treden van de partners, maar aan de zijlijn goede omstandigheden voorzien waarin de partners kunnen gedijen: uren voorzien voor trajectbegeleiding, netwerking en opleiding. 

Constructiv is binnen dit project de facilitator: het draagt als promotor van het project de eindverantwoordelijkheid en maakt rapportages op. Als doorgeefluik schuiven we de subsidies van ESF door naar de scholen die de tijdsinspanning gedaan hebben. Het project is een eerste keer opgestart voor het schooljaar 2017-2018 en wordt ook in de schooljaren 2018-2019 en 2019-2020 verdergezet.

Erkenningen en cijfers
Constructiv is verantwoordelijk voor de behandeling van erkenningsaanvragen die ondernemingen indienen om een leerling te kunnen opleiden. Constructiv controleert de aanvraag, contacteert de onderneming en stelt wekelijkse adviezen op die de basis vormen voor beslissingen van de Vlaamse sociale partners. In 2018 hebben 1.494 ondernemingen erkenningsaanvragen ingediend, waarvan er 76% werden goedgekeurd. Ook de opvolging rond de verplichte mentoropleiding wordt gedaan door Constructiv.

Duaal leren: van proefproject tot definitieve uitrol in 2019
De zesde staatshervorming hevelde de bevoegdheid over alternerend leren over van het federale niveau naar de gewesten. De Vlaamse overheid koos voor een hervorming via twee sporen: een spoor inhoud van de opleidingen (duaal leren) en een spoor overeenkomsten (zoals de OAO – overeenkomst alternerende opleiding). De hervorming van deze overeenkomsten ging al in op 1 september 2016.

De ontwikkeling en de implementering van het duale leertraject werden echter geleidelijk ingevoerd. Er werd gestart met enkele proefprojecten binnen het project Schoolbank op de Leerwerkplek. Zo werden in het schooljaar 2016-2017 zeven proefprojecten opgestart, waaronder de richting Ruwbouw duaal. Elk schooljaar wordt het aanbod aan duale opleidingen verder uitgebreid.

De definitieve uitrol van duaal leren start op 1 september 2019. Vanaf dat moment maakt duaal leren deel uit van een apart decreet en niet langer van een proefproject. Alle scholen kunnen hiervoor een programmatieaanvraag indienen en de opleiding organiseren. Daarnaast wordt in 2018-2019 het secundair onderwijs vanaf het eerste schooljaar stapsgewijs gemoderniseerd. Tot het jaar dat deze modernisering op de derde graad van toepassing is, lopen de leerwegen duaal leren en het traditioneel deeltijds onderwijs naast elkaar. 

Voor leerlingen die niet arbeidsmarktrijp bevonden worden, bestaan momenteel brugprojecten om hen bijvoorbeeld arbeidsattitudes bij te brengen. Vanaf september 2019 worden deze brugprojecten vervangen door een aanloopfase en voor leerlingen die via duaal leren hun tweede graad wensen te behalen, moeten er nog specifieke trajecten opgestart worden.

Binnen de bouwsector kan duaal leren momenteel voor de opleidingen:
  • Afwerking ruwbouw duaal
  • Asfalt- en betonwegenbouwer duaal
  • Bouwplaatsmachinist duaal
  • Daktimmerman duaal
  • Dakwerker duaal
  • Decoratie en schilderwerk duaal
  • IJzervlechter en betonneerder duaal
  • Monteur steigerbouw duaal
  • Natuursteenbewerker duaal
  • Restauratievakman schilder-decorateur duaal
  • Ruwbouw duaal
  • Schilder (BuSO)
  • Schrijnwerker houtbouw duaal
  • Stukadoor duaal
  • Tegelzetter duaal

6. Wallonië

Ook in Wallonië speelt de bouwsector op verschillende niveaus een rol bij alternerend leren. Ook hier staat Constructiv in voor de promotie van alternerende opleidingen. Daarnaast staat Constructiv, via zijn toeleidingsadviseurs, in voor de begeleiding van zowel jongeren als bedrijven. In het Franstalig Waals Gewest hebben de adviseurs de functie van sectorale coaches: ze nemen actief deel aan het informeren van bedrijven en helpen hen om hun erkenning bij OFFA (Office Francophone de la Formation en Alternancete verkrijgen. Bovendien verleent de sector financiële steun aan jongeren (de bovenvermelde sectorale premies) en bedrijven (zoals een tussenkomst in de opleidingskost van de arbeiders die een mentoropleiding volgen). 

Ten slotte zet de bouw in op innovatieve projecten. Zo heeft de sector in 2018 deelgenomen aan een pilootproject waarbij in de streek rond Namen een tripartiete alliantie gevormd werd met centra voor deeltijds onderwijs, bedrijven en het Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises (IFAPME) met medewerking van de Federatie Wallonië-Brussel. Dankzij deze alliantie kon een specialisatie Bouwer-monteerder van houtskeletgebouwen opgestart worden in het centrum voor deeltijds onderwijs Asty-Moulin.
De unieke alternerende overeenkomst
Naar aanleiding van de zesde staatshervorming werden meerdere wijzigingen aangebracht aan het industrieel leerwezen (ILW). Eén daarvan is de overdracht van de opdrachten die toegewezen waren aan de paritaire leercomités (PLC's) naar de Commissie voor industriële leerovereenkomsten. Deze overdracht betekende het einde van de specifieke industriële leerovereenkomsten voor de bouwsector, namelijk het jongerenleerlingwezen (JLW) voor jongeren van 15 tot 18 en de alternerende beroepsopleiding (ABO) voor jongeren van 18 tot 25. Verder vloeit de oprichting van de OFFA, een instelling van openbaar nut die instaat voor het administratief beheer van de commissies voor industriële leerovereenkomsten, voort uit deze hervorming.

Parallel hieraan werden in 2015 de verschillende alterneringsovereenkomsten in Franstalig België geüniformeerd en kregen jongeren die een opleiding volgen met een middenstandsleercontract (georganiseerd door IFAPME) en jongeren die een opleiding volgen met een overeenkomst voor socioprofessionele inschakeling (georganiseerd door het onderwijs), hetzelfde statuut. 

Dit laatste type opleidingen gaat door in Centres d’Éducation et de Formation en Alternance (CEFA’s, of centra voor deeltijds onderwijs), een gemeenschappelijke structuur voor meerdere instellingen van gewoon voltijds secundair onderwijs die de tweede en derde graad van het technisch kwalificatieonderwijs of het beroepsonderwijs organiseren. De CEFA's richten zich voornamelijk tot jongeren van 15 tot 18 die met andere woorden nog leerplichtig zijn. 

Deze nieuwe unieke alternerende overeenkomst geeft jongeren van 15 tot 25 eenzelfde statuut en verzekert dat bedrijven, ongeacht het opleidingscentrum (IFAPME of centrum voor deeltijds onderwijs) waar de jongeren hun praktijkopleiding volgen, erkend zijn als opleidingsplaats. Ook is de nieuwe overeenkomst bedoeld om een praktijkopleiding van minstens 20 uur per week te verzekeren. 

Een typische week bestaat dan ook uit één à twee dagen theoretische opleiding in een opleidingscentrum in het Franstalig Waals Gewest en drie à vier dagen praktijkopleiding in een bedrijf. De jongere wordt zowel door een begeleider van de opleidingsinstelling als door een erkende mentor binnen het bedrijf begeleid. De bedrijfsmentor speelt hierbij een sleutelrol: hij is immers verantwoordelijk voor het onthaal van de jongere, het goede verloop van de opleiding (via het verstrekken van de nodige arbeidsmiddelen) en de veiligheid en het welzijn op de leerwerkplek.

Duitstalige Gemeenschap
In de Duitstalige Gemeenschap is er naar aanleiding van de hervorming van 2014 weinig gewijzigd aan het bestaande systeem voor alternerend leren. Er was enkel een overdracht van de bevoegdheden van de Nationale Arbeidsraad naar het Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in KMU (IAWM), een instelling van openbaar nut die actief is in de domeinen onderwijs en middenstandsopleiding. Aangezien de Duitstalige formule van de leerovereenkomst, geïnspireerd op het Duitse model Duale Ausbildung, al erg performant was, werd besloten om deze verder te promoten.

De alternerende opleiding in de Duitstalige Gemeenschap kan georganiseerd worden door het secundair onderwijs met beperkt leerplan (Teilzeitunterricht) of door IAWM (Die Lehre). Die Lehre is een hoogkwalitatieve algemene beroepsopleiding in alternerend leren voor jongeren vanaf 15 jaar. Jongeren die slagen voor deze opleiding, kunnen zich vervolgens verder bekwamen via de Meisterausbildung, waar de nadruk gelegd wordt op beroepsgebonden expertise en bedrijfsbeheer. De alternerende opleiding duurt doorgaans drie jaar en wordt gevolgd in een Zentrum für Aus- und Weiterbildung des Mittelstandes (ZAWM, of centrum voor deeltijds onderwijs). 

Bij deze alternerende opleiding is een praktijkopleiding van minstens 24 uur per week (of vier dagen per week) in een bedrijf en een theoretische opleiding van 9 uur per week (of een halve dag in een opleidingscentrum (ZAWM) voor de algemene lessen en een halve dag voor de theoretische beroepslessen). In het secundair onderwijs is een theoretische opleiding van twee dagen per week in de klas voorzien, aangevuld met een praktijkopleiding in het bedrijf voor de drie overige dagen. 

Het voordeel van het Teilzeitunterricht is dat opleidingen in functie van de individuele noden van de leerlingen georganiseerd kunnen worden. Er bestaat ook een formule waarin afwisselend een week in de klas en vervolgens een week in het bedrijf wordt doorgebracht. De organisatiestructuur van het Teilzeitunterricht is dus flexibeler dan die van Die Lehre.

Brussels Hoofdstedelijk-Gewest 
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de beide systemen (van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap) toegepast. Het type alternerende opleiding wordt bepaald door de Gemeenschap waarvan de opleidingsinstelling waar de jongere zijn theoretische opleiding volgt, afhangt.
Aan Franstalige zijde 
Aan Franstalige zijde kan de alternerende opleiding in Brussel georganiseerd worden via twee instanties: 
  • door het centrum voor deeltijdse beroepsopleidingen voor kmo's Espace Formation Professionnelle (EFP), waarvan de activiteiten geleid worden door de Service de formation des petites et moyennes entreprises (SFPME)
  • of door een Centre d'Education et de Formation en Alternance (CEFA), een centrum voor deeltijds onderwijs dat verbonden is aan een middelbare school
Aan Nederlandstalige zijde
Aan Nederlandstalige zijde kan de alternerende opleiding in Brussel georganiseerd worden: 
  • in het kader van het Deeltijds BeroepsSecundair Onderwijs (DBSO). In dat geval wordt de opleiding gegeven in een Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO). 
  • via het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming Syntra Brussel.
  • specifiek voor Brussel wordt het project Immersie-onderwijs onder de aandacht gebracht. Immersie-onderwijs houdt in dat een belangrijk deel van de bouwopleiding van jongeren plaatsvindt in een bouwbedrijf. Concreet wordt dit verwezenlijkt via de promotie van stages en alternerend leren in de derde graad. De doelstelling hiervan is tweeledig: enerzijds kan de jongere zo blootgesteld worden aan de realiteit van het terrein in bouwbedrijven en kan hij leren van zowel zijn leerkrachten als de mentoren in de bouwbedrijven. Zo wordt hij optimaal voorbereid op werken in de bouwsector.
    Deze aanpak komt de kwaliteit van de opleiding ten goede. Anderzijds wordt via dit project een duurzame doorstroming naar werk gestimuleerd en wordt ingezet op een nauwe samenwerking tussen scholen en bouwbedrijven. De hefboom binnen dit project is de organisatie van kwaliteitsvolle stages voor leerlingen in het bouwonderwijs. 
    Dit project heeft onder andere aangetoond dat een hoogkwalitatieve begeleiding van de bedrijven en scholen een kritische succesfactor is om een alternerend leertraject positief te laten verlopen.